|
Kleuters
Werkhouding
De zelfinstructietraining is een methode om een goede werkhouding aan te leren, het biedt structuur
en duidelijkheid.
Er zijn 4 stappen die verwoord en gevisualiseerd worden. Door te verwoorden breng je automatisch
structuur aan in je denken. Door te visualiseren ondersteun je wat je zegt, en is er een soort alarm.
De ‘vier beertjes’ van Meichenbaum zijn de meest bekende, maar er zijn uiteraard nog andere mogelijkheden.
Het verloop van de zelfinstructietraining is als volgt:
- De begeleider verwoordt zelf de denkstappen hardop en voert zelf de opdracht uit. Het kind
volgt mee.
- De begeleider verwoordt de denkstappen luidop en het kind voert de opdracht uit
- Het kind verwoordt hardop en voert zelf uit
- Het kind begeleidt zichzelf fluisterend en voert uit
- Het kind begeleidt en stuurt zichzelf innerlijk en voert uit.
De eerste twee fases worden meestal in de kleuterklas doorlopen, de volgende drie in de lagere
school.
De vier stappen zijn de volgende:
- Stap 1: de fase waarin de taak gegeven wordt “Wat moet ik doen?”
- Laat het kind zicht krijgen op de taak door vragen te stellen: “Wat ben je aan het doen?” “Wat
heb ik gevraagd om te doen?”
- Stap 2: de fase waarin het kind nadenkt over een oplossingsstrategie “ Hoe ga ik het doen?”
- Ga samen na of het kind weet op welke manier de opdracht moet uitgevoerd worden: “Hoe ga
je het doen?” “Wat moet je eerst doen?” “Wat heb je nodig?”
- Stap 3: de fase waarin het kind de opdracht uitvoert “Ik doe het”
- Zet het kind op weg en moedig het aan bij een goede stap
- Stap 4: de fase waarin het kind het werk evalueert “ik kijk na”
- Ga samen na of de taak juist werd uitgevoerd: “Vertel eens hoe je het gedaan hebt?” “Wat
heb je eerst gedaan en wat daarna?” “ Hoe kwam het dat het dan wel lukte?”
Richten van de aandacht
Zowel in de klas als thuis worden vaak opdrachten gegeven. Het is daarbij belangrijk om te letten op volgende dingen:
- Kies het goede tijdstip
- Trek de aandacht van het kind door bijvoorbeeld eerst de naam te zeggen
- Maak oogcontact met het kind
- Formuleer de opdracht kort en duidelijk
- Formuleer de opdracht op een positieve manier, b.v. ‘je mag nu zwijgen’ in plaats van ‘je moet
nu ophouden met praten’
- Geef ‘ik-opdrachten’, b.v. ‘Ik zou graag hebben dat je…’
- Geef één opdracht tegelijkertijd
- Ga na of de opdracht echt begrepen is door ze te laten herhalen
- De opdracht die vaak aan kleuters gegeven wordt is “opruimen”. Deze is te moeilijk en houdt
voor een kleuter vaak iets anders in dan voor een volwassene. Daarom kan je beter concretere deelopdrachtjes geven. Bijvoorbeeld: doe de blokken in de blauwe doos. Als het kind dit
gedaan heeft, geef je het een compliment en vraag je: ‘en nu heb ik graag dat je de auto’s in
de garage zet’
Afleidbaarheid
- Kijk als ouder het boekentasje na
- Werk met een heen- en weer schriftje tussen de juf en de ouders, zodat belangrijke dingen
doorgegeven worden.
- Maak in de klas een prikkelarm hoekje waar de kleuter kan zitten bij opdrachtjes
Impulsiviteit
- Gebruik in de klas een mascotte of pop. Bij een kringmoment is het kind die de mascotte vast
heeft aan het woord en moet de rest zwijgen
- Neem voor een kringmoment het kind even apart en herhaal de afspraak
- Negeer op momenten dat je kan negeren
Lagere schoolkinderen
Werkhouding
De zelfinstructietraining wordt hier ook toegepast. Nu gaat het kind zelf fluisterend en later in zichzelf
de stapjes overlopen.
- Stap 1: Wat moet ik doen?
- Het kind moet het probleem nauwkeurig waarnemen en de gegevens analyseren
- Stap 2: Wat is mijn plan?
- Het kind moet stilstaan bij het probleem of bij de opgave en niet direct aan de slag willen
gaan. Het kind leert dat er niet alleen meerdere oplossingsmogelijkheden zijn, maar leert ook
het effect van de gekozen strategie in te schatten.
- Stap 3: Ik doe mijn werk
- Met een vooropgesteld werkplan en een oplossingsstrategie verloopt de uitvoering van de
opdracht vlotter en systematischer.
- Stap 4: Is het klaar? Wat vind ik van mijn werk?
- Het kind moet terugblikken op de oorspronkelijke probleemstelling, zijn werkplan kritisch bekijken en zijn oplossingen eventueel evalueren.
Richten van de aandacht
Je kan de aandacht van het kind richten door:
- eerst de naam van het kind te zeggen vooraleer je de opdracht geeft
- oogcontact te maken
- dicht bij het kind te staan, op het bureau te tikken
- de oefening die gemaakt moet worden aan te duiden
- eventjes aan te raken, bijvoorbeeld een tikje op de schouder
Ga na of het kind de opdracht zeker gehoord heeft en begrepen heeft door de opdracht bijvoorbeeld
te laten herhalen.
Denk na over de plaats in de klas. Wat is voor dit kind het meest aangewezen?
Een plaats vooraan:
- De aandacht kan beter gericht en volgehouden worden
- Het gezichtsveld is beperkter
- De leerkracht kan beter ingrijpen voor dingen escaleren, makkelijker sturen
bij taken
Een plaats achteraan:
- Sommige kinderen zijn rustiger doordat ze een overzicht hebben op de klas
- De leerkracht kan makkelijker negeren
- Andere kinderen worden minder afgeleid
Zet het kind best alleen ofwel naast een rustig en gestructureerd kind.
Zorg voor een prikkelarm hoekje waar het kind rustig alleen kan zitten als dat nodig is, bijvoorbeeld
als het een toets moet maken.
Afleidbaarheid
Vestig de aandacht van het kind op een veel gemaakte fout. Bijvoorbeeld bij wiskunde worden veel fouten
gemaakt tegen plus en min. Spreek met het kind af dat het voor het aan een taak of toets begint
eerst een lijntje trekt onder het teken bij de oefeningen of het met fluo-stift markeert. Op die manier
wordt de aandacht hierop gevestigd bij het maken van de oefening en worden minder slordigheidsfoutjes
gemaakt.
Huiswerk:
- Best steeds dezelfde, vaste plaats
- Een plaats waar er mogelijkheid is tot toezicht en snel ingrijpen, zonder dat de ouder er constant naast zit, bijvoorbeeld een hoekje in de keuken, in de leefplaats.
- Een plaats die voorzien is exclusief voor studeren. Spelen, ontspanning,... gebeurt niet op
deze plek
- Niet teveel afleiding of achtergrondgeluiden, bijvoorbeeld geen muziek, geen televisie,...
- Wel een gezellige plek, het kind moet zich er goed voelen
- Alles wat het kind nodig heeft, moet binnen handbereik zijn
- Materiaal dat niet nodig is voor het huiswerk, bijvoorbeeld speelgoed, liggen best uit het zicht
- Een vaste planning waarin ook buitenschoolse activiteiten worden opgenomen, kan een handig hulpmiddel zijn. Deze planning kan bijvoorbeeld opgehangen worden
- Werk eventueel met een keukenwekker om de tijd te beperken
- Zorg ervoor dat er afwisseling is tussen lessen en taken, leuke en minder leuke opdrachten
- Zorg ervoor dat het niet te lang duurt, bijvoorbeeld een kwartier en dan even pauzeren.
- Als pauze een activiteit zoeken waarbij het kind ontspant, bijvoorbeeld fietsen. Tv kijken of op
de computer spelen wordt afgeraden.ken of op de computer. Zoek uit wat een ontspannende
activiteit is voor het kind.
Op school kan het een hulp zijn om nooit huiswerk te laten maken tegen morgen, maar altijd tegen
overmorgen of plannen over de hele week. Je kan dit als leerkracht doortrekken voor alle kinderen. De
kinderen die het huiswerk wel tegen de dag nadien hebben gemaakt, kunnen een kleine beloning krijgen
(bv. stempeltje). De kinderen die huiswerk hebben uitgesteld, worden niet gestraft.
Dingen kwijtraken:
- Stevige boekentas of rugzak.
- Aparte map met alle belangrijke documenten, deze map regelmatig controleren
- Materialen vastmaken, bv. schaar vasthangen met een touwtje aan de bank
- Materialen van een merkteken voorzien, bijvoorbeeld een gekleurd klevertje op de balpen,...
- Dingen kwijtraken als item in een gedragskaart met beloningssysteem (zie gedragsverande
ring)
Vergeetachtig:
- Alles in de agenda schrijven, als leerkracht deze nakijken, als ouder deze inkijken
- Het kind leren werken met memo-briefjes, zowel in de klas als thuis
- Bij het maken van de boekentas het kind luidop laten verwoorden wat het allemaal nodig
heeft
- Opnemen als item in een beloningssysteem (zie gedragsverandering)
Impulsiviteit
- Werken met de afbeelding van een STOP-bord dat zichtbaar op de bank wordt aangebracht.
- Negeren: niet laten antwoorden als de vinger niet wordt opgestoken
- Afspreken hoe vaak het kind mag antwoorden op een uur. Op het bord een plaatsje voorzien
en telkens het kind aan de beurt is geweest een streepje zetten.
- Opnemen als item in een beloningssysteem
|